Je kunt je ergeren aan van alles en nog wat maar je bent het niet verplicht. (onbekend)
Er is altijd wat om over te klagen. Misschien betrap je ook jezelf wel eens op klagen, zeuren of brommen want het kan ook wel eens heerlijk zijn om de frustratie de vrije loop te laten. Maar sommige mensen zien vaker wat er niet klopt, wat misloopt of niet deugt en vallen hun medemens om de haverklap lastig met hun geweeklaag. Wat doe je dan? Luister je geduldig tot het voorbij is? Je kan de klager ook een koekje van eigen deeg geven, een strategische zet doen waardoor de klager spijt krijgt dat hij (of zij J) ooit met het gezeur is begonnen. Hoe ga je te werk? Wijnberg stelt voor om de ‘klaagimplosie’ te gebruiken:
- Nu hebben ze weer peuken op de grond gegooid. En er liggen ook weeral colablikjes op de stoep.
Ga mee in het klagen en doe er nog een schep bovenop.
- Ja, verschrikkelijk zeg. Wat voor mensen zijn dat? Gooien ze thuis ook gewoon alles op de grond? De viespeuken.
- Ja, echt hé. Die mensen kennen wellicht het concept ‘vuilnisbak’ niet.
- Schandalig ja. En wedden dat dat ook dezelfde mensen zijn die overal hondenpoep achterlaten. Wist je dat er mensen zijn die hun grote huisvuil ook gewoon bij de buren achterlaten. Nog even en ’t is hier een vuilnisbelt. Dan komen er ook meteen weer ratten.
Draag een absurde of extreme oplossing aan.
- Misschien moeten ze toch eens overal verborgen camera’s hangen zodat de boosdoeners gefilmd worden. Dan kunnen ze opgevorderd worden om eens mee te gaan met de vuilniskar. Of hen een taakstraf opleggen. Of zoals een hond hen eens met hun neus in hun eigen viezigheid duwen, bah!
- Tja, ik denk dat zo’n camera’s niet kunnen vanwege de privacy. En voor een taakstraf moet je ook eerst nog vinden wie de viespeuk was.
- Tja, maar jij legt wel mooi de vinger op de wonde. Goed dat jij ziet wat er aan de hand is. De hufters.
Stel de klager verantwoordelijk voor de definitieve oplossing van de klacht en blijf doorzeuren over een oplossing tot de klager het opgeeft.
- Tijd voor actie, denk ik dan. Ik stel voor dat je de stad contacteert om eens te komen kijken. Of misschien kan je een buurtcomité beginnen zodat je met de buren kan afspreken wat eraan kan gedaan worden? Of een petitie? Is dat wat? Wat denk je?
- Ho ho, ik denk niet dat het aan mij is om daarin actie te ondernemen.
- Hoezo? Jij ziet de zaken zo scherp. Ik bedoel, het is toch echt rampzalig.
- Tja, dat wel maar om daarom ineens de buren op te trommelen of het initiatief te nemen. Nee, dat zie ik echt niet zitten
Laat je teleurstelling blijken over de passiviteit van de klager.
- Dat begrijp ik nu niet zo goed. Jij zou dat toch perfect kunnen aankaarten? Als je ’t zo serieus meent met je klacht, zou ik toch denken dat je er best iets aan kan doen. Dat valt me nu tegen van jou. Ik vond het net zo goed van je dat je al die zaken zo goed in de gaten had. Nu had ik gedacht dat je krachtdadiger was.
- Zeg, nu overdrijft je wel hoor.
- Hoezo, was je klacht dan niet ernstig?
- Jawel, maar ik heb al spijt dat ik erover begon.
Vind je deze techniek wat al te gekunseld, dan kan je ook nog willekeurig van onderwerp verwisselen. Dat gaat dan ongeveer zo:
- Nu hebben ze weer peuken op de grond gegooid. En er liggen ook weeral colablikjes op de stoep.
- Wat vind jij eigenlijk van die nieuwe plannen om het verkeer in Antwerpen op te lossen?
- Hm, wat… Ik was nog bezig over het vuilnis op ’t straat
- Ja, klopt. Maar sowieso vraag ik me af of het belastinggeld niet beter kan besteed worden.
- Nee, als je daarover begint. Het belastinggeld wordt op zoveel manieren over de balk gesmeten…
- Ja, en dan vraag ik me ook af wat ze nu met het zomeruur gaan doen…
- Luisteren kun jij blijkbaar niet hé? Ik was nog bezig met iets anders.
- Ja, maar ik denk soms sneller. Vanmorgen zag ik nog in de krant dat er weer een ongeluk met een dronken bestuurder was. Het is toch verschrikkelijk.
- Tja, ik ben de draad van het gesprek nu kwijt.
- Geeft niets, ik moet er vandoor. Tot ziens.
Wedden dat klagers voortaan twee keer nadenken voor ze je met hun gezeur lastig vallen…
Leestip: Jeffrey Wijnberg, Verbale intelligentie, 2014.